dinsdag 24 april 2012

Zanzibar: zon, zee en dekenkisten

April 2009

"Buy Obama, bye bye Bush", daarmee lokte een vrouw ons haar souvenirwinkeltje binnen. Obama wordt vereerd in Oost Afrika en doeken en T-shirts met zijn naam en foto zijn populair. Kenya, Uganda, Sudan eisen allemaal zijn opa, en daarmee hem, op als zoon van hun land.
We deden een wandeltour door Stone Town, het eeuwenoude centrum van Zanzibar Town, een doolhof van smalle steegjes met hotels, restaurants, boutiques, galeriëen en souvenirwinkels, o.a. in het geboortehuis van Freddy Mercury, de zanger van Queen. Buiten hangen foto's van hem aan de muur. Hij is Zanzibar's beroemdste zoon, maar niet voor Oweisa, onze gids. Hij geneerde zich voor hem. Een kerel met corset en jarretels voldoet niet aan zijn mannelijk ideaalbeeld. En evenmin aan het mijne trouwens.

Het geboortehuis van Freddy Mercury

 Goede vrijdag 10 april waren we met Air Uganda uit Kampala vertrokken. Helemaal gerust was ik er niet op. Een collega vloog onlangs met AU naar Nairobi, maar toen ze daar aankwamen wilde het landingsgestel niet naar buiten. En het is een beetje lastig landen zonder die wielen. Ze bleven daarom maar wat rondjes draaien met 100 paniekerige passagiers aan boord die allemaal dachten dat hun laatste uur geslagen had. Maar tenslotte vond de piloot toch het juiste knopje en kwamen ze veilig terug op aarde. AU is vorig jaar opgericht en gestart met twee oude MD 87's. Maar bij ons functioneerde alles en wij hadden een prima vlucht over Lake Victoria, de Serengeti, de Ngorongoro krater en de Kilimanjaro, al zaten die laatste twee achter de wolken verstopt.
 
Anderhalf uur vliegen is het maar en dan in 10 minuten per taxi naar het Dhow Palace Hotel in Stone Town: een mooi gerestaureerd gebouw, meer museum dan hotel, vol antieke meubels, dekenkisten, klokken, lampen, grammofoonspelers, muziekinstrumenten, schilderijen, koperen schalen etc. Prachtig allemaal, alleen konden we niet slapen door de herrie van de A/C.

Dhow Palace interieur
Ik was rond de jaarwisseling '92/93 al eens op Zanzibar geweest en was benieuwd hoe het veranderd was. Dus eerst maar eens een city tour door de smalle steegjes, langs de Anglicaanse kerk, gebouwd op de plaats van de vroegere slavenmarkt, de slavenkerkers, de vis-, vlees-, groentenmarkt, het museum "House of Wonders", het vroegere paleis van de sultans, en het oude Fort.
Tot het in 1873 verboden werd was Zanzibar het centrum voor de Arabische slavenhandel. Hier zijn ze vanuit heel Oost Afrika naartoe gebracht en op de markt verkocht. De beschrijvingen van onze gids over de behandeling van die mensen waren té gruwelijk voor woorden.
Het slavenmonument
Er zijn wat hotels en restaurants bijgekomen en ze zijn ook wat luxueuzer en duurder dan toen, maar verder is er niet zo veel veranderd. De  deuren zijn er ook nog, grote met houtsnijwerk en koper versierde deuren waar Stone Town beroemd om is. De sultans van Oman zijn hier een paar eeuwen de baas geweest en dat is goed te zien aan de architectuur, de cultuur en de kunst. Afrikanen vormen de meerderheid van de bevolking, die verder uit Arabieren, Indiërs, Perzen bestaat en alles wat daar tussenin zit.

Dikke deur
Zanzibar is het "spice island". Je komt er niet weg zonder spice tour: peper, kardamon, nutmeg, foelie, kaneel, kruidnagelen, noem maar op. We werden rondgeleid door Hamish, een ware kunstenaar; terwijl we over de farm rondliepen en hij ons al die kruiden liet zien en ruiken en af en toe in een boom klom om ze te plukken, toverde hij voor ons van palmbladeren: een hoed, twee mandjes, twee kikkertjes, een stropdas en drie ringen.
En zó ziet hij er van binnen uit: nootmuskaat; nutmeg
's Avonds een tafel gereserveerd op het terras van het Africa House, direct aan zee, de eretribune voor de dagelijkse show: de zonsondergang. In theorie tenminste, als niet regent. En dat deed het wel; op het moment dat we aan tafel gingen begon het te spetteren en even later scheurde de hemel open en verzoop Stone Town in de zondvloed. Niet erg, binnen zaten we ook prachtig in een soort Arabische haremkamer tussen alle Arabische tafels en stoelen, kussens, lampen, dekenkisten, schalen en andere kunstvoorwerpen.
 
12 April, eerste Paasdag, verhuisden we naar Jambiani aan de oostkust. Het komt me bekend voor, ik denk dat ik hier eind '92 ook geweest ben. Palmbomen, spierwit strand en een ongelofelijk gekleurde zee: van bleek turquoise-groen to diep azuurblauw en alles daartussenin.
Blauwe zee, wit strand, palmen .... maar waar zijn de chicks in bikini?
Destijds kon je er alleen in een 4x4 komen en waren er alleen een paar primitieve guesthouses en restaurants. Als je nu op het internet zoekt vind je tientallen hotels en resorts en ik was bang dat ik een soort Costa Brava zou aantreffen, maar dat viel mee. Er loopt nu een goede weg naar toe en er zijn veel nieuwe hotels, guesthouses, restaurants bijgekomen, maar gebouwd in lokale stijl en Jambiani ziet er nog steeds wel uit als een Afrikaans vissersdorp. Diverse Europeanen hebben grond aan zee gekocht en er een huis op gebouwd: € 40.000. Hier vinden ze het schandalig duur. Honderd meter van zee af kost een stuk bouwgrond € 200.
Wij verbleven in Sau Inn, aan het strand, 39 appartementjes gebouwd rondom het zwembad en de bar/restaurant. Het ziet er allemaal mooi en luxueus uit op het eerste gezicht, maar van dichtbij is het echt Afrikaans: rommelig en slecht afgewerkt.
 
Zeewierster


Het kweken, oogsten, drogen van zeewier is de hoofdbusiness in Jambiani. Bij eb zie je overal paaltjes met draden er tussen gespannen waar het spul aan groeit, door vrouwen geplukt wordt en in grote zakken op het hoofd aan land gedragen. Daar wordt het gedroogd en dan naar China verkocht, waar ze er medicijnen, lotions en crèmes van maken.
Tweede paasdag: met een dhow een stuk de zee op en snorkelen. Claudia tenminste. Ik zat in de boot, maakte foto's en zat te verbranden in de felle zon. Ruby bleef slapen.
Geluncht bij Chanja die zich Captain Cook noemt. Hij nam de bestellingen op en sprong dan op zijn scooter om in het dorp de vis, calamari, kreeft, uien en tomaten te gaan kopen.
Aardige jongen, goeie kok, alleen hadden wij de pech dat zijn zus die dag kookte en dat was wat minder. Hoogstens Korporaal Cook.
 
14 April was dolfijndag: met een taxi naar de zuidpunt van het eiland, een boot in, de zee op en daar zwemmen tussen de dolfijnen. Dat was het plan tenminste, maar helaas: de dolfijnen hadden geen tijd om te spelen; te druk met jagen. We hebben er wel 'n stuk of 20 langs zien racen.
En om te zwemmen was de zee te wild, zodat we om half elf al aan de lunch zaten die deel uitmaakte van het dolfijnenpakket.
 
Zanzibar is ook goed voor je schelpenverzameling. Voor gewone Scheveningse schelpen buk je je niet eens want het strand ligt vol met van die gedraaide slakkenhuisachtige en kegelvormige schelpen in allerlei kleuren. En ovaal-ronde kauri schelpen met zo'n getande spleet aan de onderkant
Doet me vaag ergens aan denken .....
En ook van die grote, roze, erotische fantasiëen opwekkende organen. Net vleeskleurige lippen, en dan laat ik in het midden welke. Die vind je niet op het strand maar worden door vissers gevangen in diep water. Vervolgens worden de rechtmatige bewoners hardhandig uit hun woning verwijderd en worden de ontruimde panden de toeristen aangesmeerd. Ik ben er tegen om die handel te steunen maar Ruby en Claudia hebben zich weer een hele verzameling vermoord zeeleven aangeschaft.
 
Het toeristenseizoen ligt hier grotendeels stil in de regentijd die van half april tot juli duurt en veel hotels sluiten in die periode. In ons hotel waren wij de laatste dagen de enige gasten. En je kon er de klok op gelijk zetten: pünktlich op 15 april begon het 's middags te regenen aan de oostkust. En als alles grijs en nat is dan zijn de mogelijkheden tot vermaak beperkt. Strand en zee, veel meer is er niet te beleven. En het was niet alleen het weer dat niet meer meewerkte, op dezelfde dag viel de stroom uit, startte de generator niet en hadden we geen water.
 
Het kan toeval zijn, maar ik heb wel heel veel vrouwelijke stelletjes gezien op Zanzibar. Hebben die de afslag naar Lesbos gemist?
 
De schoonmaaksters verdienen een eervolle vermelding voor de prachtige manier waarop ze de schone handdoeken decoreerden: opgerold en gevouwen in de vorm van statige zwanen en versierd met hibiscusbloemen.
 
Had ik al verteld dat de Zanzibarianen vriendelijke, relaxte mensen zijn? En tolerant, want hoewel het bijna 100% moslims zijn kun je overal alcohol krijgen. Vrouwen en meisjes lopen allemaal met hoofddoekjes, maar zien er toch vrolijk en vrij uit en dat kun je van de meeste islamitische landen niet zeggen.
 
17 April, Mosa de barbediende had een dhow geregeld en ging met ons vissen en snorkelen. Het was half bewolkt, er stond een strakke wind, de zee klotste, het zeil klapperde, we doorkliefden de golven en ineens .... KRAK!!!: de mast gebroken! Of eigenlijk niet de mast, maar de lange staak waar het zeil aan vast zit. Geen nood, op het halve zeil terug naar het strand gefladderd en herstart in een andere dhow. Daar hebben ze er zat van, de uitgeholde stam van een mango-boom, links en rechts een drijver, achter een roer en in het midden een mast waar het driehoekige dhowzeil aan omhoog wordt gehesen.

In de dhow de zee op
We stoven, als je dat tenminste kunt zeggen van een boot, een kilometer of vier de zee op en daar ging het anker uit. De golven waren Claudia te hoog om te snorkelen, dus het programma werd beperkt tot vissen. Een haakje aan een snoer, een worm of een stukje inktvis er aan, een end de zee in geslingerd en wachten op beet. Als je wat voelt knabbelen 'n ruk aan het snoer, snel binnenhalen en dan hing er een spartelende vis aan de haak. Prachtige beestjes, allerlei vormen en kleuren: wit, zwart, geel, groen, oranje, roze, blauw en paars. Wij zouden ze voor het mooi in een aquarium doen, maar hier doen ze ze voor het lekker in een pan.
Hebbes!
 En toen we na een uur of drie uitgekeken en uitgedobberd waren en een lunch bijelkaar gevist hadden, zeilden we terug naar ons hotel. Een half uur later lagen de vissen gebraden op ons bord.

En zo zien ze er gebraden uit ...

Op 18 april haalde Hassan ons weer op met zijn taxi en bracht ons naar Asmini Palace hotel in Stone Town. Geen zwembad, minder antieke trödel en wat verder van zee, maar comfortabeler dan Dhow Palace. Zacht zoemende split level A/C op de kamer, niet zo'n knetterende tractor als in Dhow Palace.
De eigenaar is een Canadees. Volgens de manager had hij het gebouw 5 jaar geleden voor $100.000 gekocht, er in 3 jaar tijd nog eens voor $100.000 aan verbouwd en nu is het bijna het hele jaar volgeboekt. Twaalf kamers @ $ 100/dag + restaurant. Ik ben al aan het rekenen of het wat voor me is voor na mijn pensioen.
 
19 April, souvenirdag: twee houten, met koper beslagen kistjes, twee boa spellen, armbandjes, oorbellen, sleutelhangers, koelkastmagneten, T-shirts, kruiden en twee harembroeken voor Claudia. Hout is goedkoop; textiel wat duurder. Terwijl we door zo'n steegje liepen hoorden we heilige gezangen. Eerst in de verte, maar steeds dichterbij en ineens stonden we voor een mooie grote katholieke kerk waar net een mis aan de gang was; in het Swahili. Het was zondag. De verschillende religies schijnen goed met elkaar overweg te kunnen.
 
Maandag 20 april, dit schrijf ik in het vliegtuig op weg naar huis. Bij de security check van de bagage kwam ik er achter dat je geen schelpen uit mag voeren. Er zaten er minstens 200 in de koffer. "Kan het zijn dat ik schelpen zag, meneer?", vroeg de politiedame die de scanmachine bediende. "Ja, het zou kunnen dat mijn vrouw er één of twee ingepakt heeft.." "Waar gaat u naar toe?" "Uganda, en daar mag je schelpen invoeren." Ze geloofde het maar half, maar zei "vooruit dan maar", en liet de koffer door.
Op dat moment kwam Claudia aanlopen: "Mevrouw, we hebben heel veel schelpen gekocht, hele grote."
 
Wat kunnen kinderen soms toch schattig uit de hoek komen. Ze is inmiddels alweer aan de beterende hand en kan door haar rechteroog al een beetje zien.
 
En nu is het 22 april en is de Zanzibar trip alweer geschiedenis, een mooie herinnering.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten