Hoog en droog in Mpumalanga - Natte voeten in Mozambique
Zuid Afrika,
daar moet het ook mooi zijn, laten we daar eens gaan kijken. Het was 14
februari 1999 toen we in Beira Mozambique in de auto stapten en via Zimbabwe
naar Zuid Afrika reden. Bij Beitbridge kwamen we het land binnen. De Limpopo vormt
daar de grens. De eerste plaats die je tegenkomt heet Messina. Dat klinkt niet
erg Boers. Zitten we wel in het goede land?
Noord
Transvaal heet dit gebied volgens mijn kaart maar Mandela heeft het omgedoopt
in "Noordelike Provinsie". En Oost Transvaal, waar wij de meeste tijd
doorgebracht hebben heet nu "Mpumalanga".
Mooi, ruim,
groen, gezond, schoon Boerenland. Veel Hollandse namen en ze praten allemaal
Afrikaans daar, inclusief de zwarten. Als je het leest is het makkelijk, maar
het is moeilijk te verstaan en ze verstaan mijn Nederlands ook niet. Daarom
toch maar meestal Engels gesproken. De woorden zijn vaak wel van Nederlandse
afkomst: "paaie" zijn "wegen" en "rat" is
versnelling. Geen poespas, geen u maar jy, geen voor- en achtervoegsels en
verbuigingen en de "g" en "v" in bv hoger en over zijn
verdwenen. Hoër en oër dus en een vogel is een voël. Vinnig is snel en stadig
is langzaam. "Vir die vinnige doodmaak" stond er op een
insektenspuitbus. Het klinkt zwaar en stijf, geen mooie
taal maar het past goed bij ze.
Ze zien er
uit zoals ze praten: stevige jongens en meisjes, flink uit de kluiten gewassen
en gemiddeld wel een kilootje of twintig, dertig, veertig te zwaar. Ze houden
van hun braai (BBQ) met een kratje bier erbij, dat is ze goed aan te zien.
Maar wel
vriendelijk en gastvrij, en goeie boeren zijn het ook: overal prachtig fruit,
groenten, kaas, vlees en alles voor een prikje. Het leven is goedkoop, minder
dan de helft van NL. En ze wonen allemaal (de blanken uiteraard) in mooie
huizen met grote tuinen en zwembaden in mooie park-achtige wijken.
Het enige probleem is de
criminaliteit. Daarom heb ik even nog maar geen huis gekocht. Voor ƒ100.000 heb
je een kasteel met een paar hectare grond, maar ik wacht nog maar even hoe het
zich hier ontwikkelt.
De eerste week
hebben we in de Drakensbergen doorgebracht en alle folder-attracties bezocht,
de canyons, watervallen, spectaculaire uitzichten, oude goudzoekersstadjes en
zo. Plaatsen als Tzaneen, Witrivier, Zandrivier, Pilgrim’s Rest. Ik zou daar
graag eens met een rugzak rondhiken, maar met een baby is het voorlopig nog
even autorijden en overnachten in hotels met warme badjes.
Mooie
stadjes met leuke restaurants, hotels, lodges, inns, cottages, guesthouses,
winkels. Veel Europese toeristen overal. Als je niet af en toe een palm zag
staan zou je je ook in de Vogezen kunnen wanen, maar met veel meer ruimte en
veel schonere lucht en water. Geen zure regen, de dennebossen staan er fris en
gezond bij.
Vrijdag -
zaterdag hebben we gewinkeld in Nelspruit en behalve kleren en speelgoed
eindelijk het diamantje gekocht dat ik R. al sinds C.'s geboorte beloofd had,
een mooi hangertje aan een gouden kettinkje en omdat ze er zo lang op heeft
moeten wachten (maar meer nog omdat de prijs erg meeviel) maar meteen twee
diamanten oorknopjes erbij.
Maandag zijn
we het Krugerpark ingetrokken, het hoofddoel van de reis. We hebben niet eens
veel wild gezien (het gras was te hoog en er was overal water zodat de dieren
niet elke avond naar de drinkplaatsen hoefden te forenzen) maar het gevoel om
in de ongerepte natuur te zijn is erg relaxend. We stonden elke ochtend om vijf
uur op om de eerste game drive te maken. Normaal krijg je me er dan met geen
paard uit maar daar sprongen we fluitend het bed uit en de auto in op zoek naar
de leeuwen die R. graag wilde zien. Die hebben we niet gevonden, maar wel
olifanten, giraffen, buffels, neushoorns, kudu's, hyena's, hippo's, impala's en
...... mijn eerste leopard. Hij stak net voor ons de weg over, ving iets in de
berm, bleef daar liggen en wat rondlopen en dat hebben we minstens tien minuten
lang van dichtbij kunnen zien. Tot een idioot die bij ons was komen staan zijn
auto startte. Weg leopard.
Op donderdag
25 februari weer naar huis toe. Dat dachten we tenminste maar toen begon er van
alles fout te gaan. Het begon er mee dat ik een hoop kleren in onze lodge liet
liggen. Een paar uur later op het parkeerterrein bij de grens met Mozambique,
een terrein van minstens twee hectare groot met ergens in het midden één klein
lullig boompje, lukte het mij om met de achterkant tegen dat irritante boompje
aan te rijden dat zich in de dode hoek verstopt had: deukje en een achterlicht
aan barrels.
Verder
bereikten we die dag zonder ongelukken Xai-Xai aan de kust in het zuiden van
Mozambique. We wilden namelijk na ruim een jaar in dit land wel eens wat meer
zien dan de weg naar Mutare en waren van plan om langs de kust omhoog naar huis
te rijden, pakweg 1500 km. Sommigen doen het in een dag, maar wij waren van
plan er drie dagen over te doen. Het werden er uiteindelijk tien.
Op vrijdag
wilden we van Xai-Xai naar Vilanculos maar na een kleine 200 km kwamen we voor
een weggespoelde brug over de Limpopo te staan en de bouw van een noodbrug zou
nog wel een paar weken duren. Andere wegen zijn er niet, hotels evenmin en er
zat niks anders op: terug naar Xai-Xai. Onderweg een lekke band, auto
opgekrikt, wielmoeren los, smerig, zweten, maar wat ik ook deed, het wiel kwam
er niet af. Is met behulp van een vriendelijke en sterke jongeman tenslotte
toch gelukt.
Terug in Xai-Xai
via de enige telefoon van de stad met de Nederlandse ambassade in Maputo gebeld
om een nieuw ZA visum voor R. te regelen om dan samen via ZA en Zimbabwe terug
naar huis te rijden. Of, als dat niet lukte met het visum, als alternatief R.
en C. te laten vliegen en alleen te rijden. Dat lukte allebei niet, alle
vluchten zaten vol en visum kon pas op maandag. Volgens de ambassade zou de
brug snel klaar zijn en zij adviseerden me om daar in Xai-Xai op te wachten.
Band laten plakken en maar terug naar hetzelfde vervelende hotel aan het strand
waar we de nacht daarvoor geen oog dicht hadden gedaan vanwege de hitte en de
disco die de hele nacht doorbonkte.
De kamer
kostte $ 50 per nacht. Water, stroom, A/C, niets werkte. Voor dat geld krijg je
in ZA een drie sterren hotel. Mooi was het er wel: wit strand, stralend blauw/groen water en bij eb kun je
naar het rif lopen en mooi gekleurde visjes zien zwemmen in de poeletjes en
gaten.
De telefoon in Xai-Xai was 15 km van
ons hotel en in het weekend gesloten. Informatie over de brug en over de weg
verderop was niet te krijgen. Ik dacht dat ik het beste bij de tankstations kon
vragen en toen die zaterdagmiddag zeiden dat de noodbrug nog lang niet klaar
was, besloten we om de volgende morgen naar Maputo te reizen.
Maputo was maar 200 km dus we
vertrokken laat en maakten ons geen zorgen over water en het feit dat we weinig
(Mozambikaans) geld hadden. De de dag daarvoor geplakte band was weer lek en
daar moesten we eerst even mee terug. Terwijl we daar wachtten, vertelde een
Zuid Afrikaan me dat de brug weer open was. En ondanks dat we eigenlijk te
weinig geld en water hadden (banken en winkels waren dicht op zondag) waagde ik
het er toch maar op de andere kant op te rijden, ca 500 km naar Vilanculos. Dat
is een toeristenplaats en daar kon ik zeker wisselen en water etc. kopen. Dus
voor de derde keer de 200 km naar de brug en inderdaad, er was een stalen
noodbrug gelegd en we konden eindelijk naar huis.
Wij hadden in ZA geen regen gehad,
maar in Mozambique moest het flink geregend hebben want op diverse plaatsen
waren wegen weggespoeld. Maar meestal was het provisorisch gemaakt en met onze
Nissan Patrol ploegden we er makkelijk doorheen. De volgende stad was Maxixe
met een mooi uitzicht over de baai naar Inhambane. Mooie zee, prachtige
stranden, maar geen tijd om er van te genieten. Even stoppen, kijken, mooi
vinden en doorrijden.
Mozambique
is leeg, 3000 km van N naar Z en er wonen maar 18 miljoen mensen. Tussen de
grotere plaatsen in zie je onderweg misschien om de tien km een paar strooien
hutjes en verder bush, savanne zover het oog reikt. Geen mens, geen dorp, geen
huis, winkel, restaurant, telefoon, tankstation, heel af en toe een andere
auto.
Alles ging prima, tot zo'n 200 km na
Maxixe en misschien 30 km van Vilanculos af. Daar begon hier en daar water over
de weg te stromen, een paar cm eerst maar even later stond het een halve meter
hoog. Dat was nog geen probleem maar ik begon me toch zorgen te maken over
verderop. Terwijl ik daar nog mee bezig was, met zorgen maken, kwam ons een
auto tegemoet met een blanke aan het stuur en ik hoefde niet eens te vragen hoe
het was. Ik zag meteen aan de bleke kleur om zijn neus dat we beter konden
omkeren. Hij moest dringend naar huis in ZA en was een paar km verderop voor $25
door een stel inboorlingen door een anderhalve meter diepe stroom geduwd. Dat
was gelukt, maar zijn auto stond vol modderwater. Hij raadde me aan om te keren
en als ik persé wilde kon ik het eventueel de volgende dag nog eens proberen.
GVD, GVD, vlak bij huis en toch weer
helemaal terug? Maputo, ZA, Zimbabwe? Alles bijelkaar 2500 km? Ik wilde het nog
niet zo gauw opgeven en wilde wachten tot het water ging zakken. Vlakbij, in
Mapinhane, een stad bestaande uit een bezinepomp en drie huizen bleek een "hotel"
te zijn en daar bleven we eerst maar eens overnachten. Je kunt je wel
voorstellen hoe zo'n hotel in de bush er uitziet, geen stromend water, geen
sterren, maar in plaats daarvan muggen, kakkerlakken en muffe, stinkende
bedden.
Vanwege de
overstromingen was Mapinhane tijdelijk een belangrijk busstation en er zaten en
lagen tientallen mensen geduldig met hun geiten en kippen op vervoer naar de
markt in Maxixe te wachten en we hebben het Afrikaanse plattelandsleven met
volle teugen kunnen genieten.
Intussen
arriveerden er 's avonds af en toe mensen uit het overstroomde gebied en na hun
verhalen begon ik me toch wat zorgen te maken. Eén vrouw was 8 dagen onderweg
geweest vanuit Beira en had hier en daar tot aan haar nek door het water moeten
waden. Ik zag me al net als die vrouw vast zitten zonder eten, water, geld,
diesel, met een baby van 1 jaar en werd steeds ongeruster. Ik nam een besluit:
geen risico, niet proberen door het overstroomde gebied te rijden, maar de
volgende dag terug naar Maputo. Vanwege de zorgen, de stank, de hitte en het
gepraat de hele nacht van al die op de bus wachtende mensen hebben we geen oog
dicht gedaan en zijn om zes uur opgestaan en vertrokken. Maar eerst nog een
klein wondertje: de baas van het benzinestation die 's nachts thuis gekomen was
wilde me wel honderd dollar wisselen! We konden tanken! Ik denk niet dat we Maxixe anders gehaald
hadden.
De 700 km
naar Maputo gingen prima en ik vond dat we na die ellende wel een beetje luxe
hadden verdiend in een hotel van $130 per nacht. Ik hoopte dat één nacht
voldoende zou zijn, maar het werden er twee voordat we R.'s visum hadden. Een
mooie stad Maputo, maar duur. Ze blinken nergens in uit de Mozambikanen,
behalve in het afzetten van de mzungu's.
Woensdagochtend
op stap naar ZA, nu was het alleen nog een kwestie van blik op oneindig en
doorrijden. Dacht ik tenminste, maar na dertig km stonden we, nog steeds in
Mozambique, alweer voor een ingestorte brug. Ik gaf het op, wilde terug naar
Maputo en daar wachten op een vlucht naar Beira en de auto later maar een keer
ophalen. Ik zag echter een paar mensen een zijweg inrijden en daar reed ik maar
achteraan. Een erg stoffig en hobbelig weggetje, C. werd er niet goed van en
kotste alles onder. Op een gegeven moment kwamen we aan een rivier waar je in
drogere tijden via een stuw kon oversteken maar nu stond die een heel end onder
water. De personenauto's in ons konvooi keerden om, maar een vrachtauto stak
zonder veel problemen over. En wat een vrachtauto kan kan onze Nissan ook dacht
ik, dus de 4x4 ingeschakeld en gas gegeven. Het lukte en na weer een hobbelig
stuk weg en nog eens een litertje kots van C. kwamen we weer op de weg naar ZA.
Geluk bij
een ongeluk: we kwamen langs het Krugerpark en ik kon de vergeten kleren
ophalen. En behalve een lekke band in ZA, misselijk en diarree omdat ik iets
verkeerds gegeten had, vervelende Zimbabwaanse douane die ons een uur lang niet
binnen wilden laten, het verliezen van autodokumenten waardoor ik vreesde
Mozambique niet meer in te komen (wat door een stalen gezicht van mij en
stommigheid van de douanier de volgende dag toch lukte), enorme regenbuien, een
bon voor te hard rijden, was het daarna gewoon een kwestie van geduldig
kilometer na kilometer doordouwen voordat we zaterdagmiddag, een week te laat, weer
in Beira aankwamen.
Alles bij
elkaar hebben we 6240 km gereden, waarvan 2600 voor Jan met de korte
achternaam. Dat is volgens mij op en neer van Amsterdam naar Barcelona.
Heerlijk om weer thuis te zijn. Ik
durf niet uit te rekenen wat het allemaal gekost heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten