zaterdag 8 januari 2011

Zimbabwe: Hwange, Victoria Falls en Matopos

10-12 Jaar geleden woonden we in Mozambique en hebben diverse trips naar Zimbabwe gemaakt, maar de Victoria Falls hebben we toen gemist. Nu wonen we in Oeganda en in de kerstvakantie van 2010 hadden we een nieuwe kans.
18 December, om 2 uur `s nachts ging de wekker: snel wassen, aankleden en gapend de taxi in naar het vliegveld. Verbazend hoeveel mensen er om half drie nog, of al, op straat zijn. Meisjes van plezier, hopend op een laatste klant, boda-boda`s (brommertaxi`s), en duizend auto`s met wie weet op weg naar weet ik veel. En politie om alles in de gaten te houden.
 
Onze vlucht naar Nairobi vertrok om tien over vijf en na twee uur wachten (wat een ongeorganiseerde zooi is dat vliegveld daar) vlogen we verder naar Harare. Daar stond Goof ons op te wachten, eigenaar van het Nyati reisbureau dat de trip geregeld had. Hij is Nederlander en omdat hij de volgende dag voor de kerst naar huis zou vliegen mochten we voor het `vriendenprijsje` van 140 dollar/dag zijn auto huren, een Nissan double cabin 'bakkie'.
 
Het was ruim 11 jaar geleden sinds we voor het laatst hier waren en in die tussentijd zijn er allerlei vreselijke dingen gebeurd in het land en is de Zimdollar totaal naar de kloten gegaan. Uit de media kreeg je de laatste jaren het idee dat Zimbabwe één wanhopige poel van ellende is met honger, ziekte, armoe en een totaal ingestorte economie.  Maar dat lijkt erg mee te vallen: druk verkeer, overal bedrijvigheid, glanzende Mercedessen, nieuwe wegen, functionerende verkeerslichten, het zag er allemaal veel welvarender en beter georganiseerd uit dan Kampala.


Harare

De eerste twee nachten verbleven we in de Kutandara lodge in Greendale, een door Bruce met veel liefde gebouwd paradijsje. Hij was vroeger boer maar is door het tuig van Mugabe samen met zijn ouders van hun land verjaagd.
Ons huisje op de Kutandara lodge
Op zondag de gemiste nacht ingehaald en even Harare in geweest en op een markt wat souvenirs gekocht. De Mashona, de grootste stam, zijn artiesten en maken prachtige beelden van steen en metaal en kleurige batikdoeken. Vriendelijk zijn ze ook. Behalve de security police dan; onze Zuidafrikaanse buren op de lodge kwamen per ongeluk wat te dicht bij het paleis van Mugabe en werden uit hun auto gesleurd, opgesloten en vier uur lang uitgescholden en beledigd voor ze totaal overstuur weer werden vrijgelaten.
 
Nadat de Zimdollar een paar jaar geleden zóver gedevalueerd was dat een brood een miljard kostte of zo (ik heb biljetten gezien van 20 trillion dollar), is hij helemaal verdwenen en ze gebruiken nu de US dollar en de Rand. En ze zijn hard bezig om ook die te devalueren, want een flesje cola kost `n dollar, 4x zo veel als in Oeganda. Eten is ook minstens 2x zo duur, maar dat schijnt ze niet te hinderen wat ze zien er over het algemeen goed doorvoed uit. Moddervet had ik ook kunnen zeggen.
 
20 December: op naar Bulawayo, een laaaaaaaaaaange weg van 450 km langs velden met mais, grasland met koeien, bossen, savanne en plaatsen als Kadoma, Kwekwe en Gweru. Veel politie overal en een bon van 20 dollar gekregen voor te hard rijden: 74 waar ik maar 60 mocht. Die roadblocks van de politie staan om de 40 kilometer of zo en dat wordt na een tijdje strontvervelend.  Meetal werden we doorgewuifd, maar af en toe moesten we stoppen en aan de kant om de auto, de papieren en mijn rijbewijs te laten checken. De max. snelheidsborden zijn met opzet geplaatst om je te verwarren en in de val te laten lopen: kassa, 20 dollar!
 
We logeerden in het Travellers Guesthouse in een buitenwijk van Bulawayo; weer een aardige lodge, van Alexandra Visser uit Holland maar die was er zelf niet.
 
Vroeg op de volgende dag en verder naar de Sikumi Tree Lodge bij het Hwange National Park. Een kort ritje dacht ik maar het was weer 300 km. En straks nog eens 200 naar de Victoria Falls. Waanzin, wie heeft dat eigenlijk bedacht, deze rijvakantie?


Onze cottage in the Sikumi Tree Lodge
Maar goed, eerst eens 3 dagen uitrusten in de lodge, mooi gelegen aan de rand van een ¨vlei¨,  met uitzicht op een waterhole waar de hele dag lang allerlei dieren even goeiedag kwamen zeggen en een slokje drinken. De lodge is in Afrikaanse stijl gebouwd van houten palen en strodaken en de `cottages` staan op palen. En een Nederlandse gastvrouw: Marleen Post. Erg vriendelijk en aardig, net als al haar personeel, maar we hadden de pech dat de waterpomp de nacht daarvoor door de bliksem was getroffen. En dat ze het in vier dagen niet voor elkaar hebben gekregen om ze te repareren of vervangen. En pas na twee dagen op het idee kwamen om een tankwagen met water te bestellen.
 
Maar het wild, en vooral de lokale cheetah, deed erg zijn best om het ons naar de zin te maken en de ongemakken te laten vergeten. Op onze eerste game drive vonden we hem liggend in het gras en ging hij ook even mooi zitten voor de foto. Op de volgende drive vonden we hem op de weg en wandelde hij voor de camera wat op en neer, maar de derde keer maakte hij er echt een show van en ging mooi zitten poseren op een tak van een omgewaaide boom. Zie de foto bovenaan.


Het leukste wild was een groepje van zes Ground Hornbills, in een rijtje achter elkaar voortstappend in het gras en onderwijl zingend: bin bin, di-di dom dom, bin bin di-di dom dom. Iemand vond dat ze op een groepje zwart geklede advocaten leken, maar mij deden ze denken aan een groepje zwarte paters op bedevaart.
 
Maar de spannendste ervaring, die ik nooit zal vergeten, was toen we plotseling midden in een kudde olifanten terecht kwamen en ze letterlijk aan konden raken. Ruby en Claudia doodsbang, durfden nauwelijks te kijken, maar ik heb een oude dame over haar rimpelige buik geäaid.

Zó dichtbij!!!
 Verder viel het eigenlijk wat tegen met het wild maar dat kwam, zeiden ze, omdat het pas geregend had, het gras hoog stond en er overal genoeg water was. Als je achteraf de foto`s bekijkt krijg je het idee dat er achter elke boom wel een buffel, impala, zebra, kudu, sabelantilope, jakhals of giraf stond, maar we reden soms wel een uur door de bush zonder een kip te zien.
 
Hwange is de enige plaats (meen ik) waar hyenahonden, of wilde honden, of painted dogs, voorkomen maar die hebben we niet gezien. Niet in het wild tenminste, maar wel in het het Painted Dog Conservation Centre, een organisatie die o.a. met steun van de Beekse Bergen werkt aan hun overleving.
 
We trokken op en raakten bevriend met twee Zim families en met Garry uit Zuidafrika, manager van Rainbow/Touch the Wild, de eigenaren van de lodge.
 
De avond voor ons vertrek vonden we in onze kamer een fles champagne en briefje van Marleen waarin ze haar excuses aanbood voor het ongemak en ons de game drives en de bar bill kwijtschold.
 
24 december: nog eens 200 km rijden en toen waren we, na 5 uur vliegen en twee dagen rijden eindelijk bij het hoofddoel van de reis: Victoria Falls. Inchecken in het Rainbow Hotel, eindelijk weer eens douchen, lunchen en op stap naar de grote douche. En hoe was die? Indrukwekkend, al stroomde hij maar op halve kracht deze tijd van het jaar. Je kunt er voor langs lopen en de Zambezi over een front van 1700 m breed 100 m omlaag zien storten. Kolkende, bruisende, spetterende massa`s water, oorverdovend geraas, wolken van spray, honderden meters de lucht in en overal regenbogen. Prachtige foto`s. De wandeling begint bij het monument van Livingstone en eindigt bij de Livingstone brug die Zimbabwe verbindt met Zambia. Wie durft kan daarvanaf bungi jumpen.
 
Alles gezien en geknipt en terug naar het hotel, opfrissen en naar het kerstnachtdiner bij The Boma, een gigantische Afrikaanse constructie waar we ondergedompeld werden in de Afrikaanse cultuur: Matabele schilderingen, dansers, zangers en trommelaars en tussendoor de buik vulden met geBBQde stukjes kudu, wrattenzwijn, struisvogel en krokodil. Heel anders toch dan een nachtmis in de kerk.
 
Geen witte kerst dit jaar, maar wel een hete. Daarom hebben we er maar een luie dag van gemaakt met `s middags een bezoek aan een krokodillenfarm en `s avonds een kerstdiner aan de oever van de Zambezi, samen met Garry, dezelfde van de Sikumi lodge.
 
Tweede kerstdag: reis naar Matopos, via Bulawayo, 500 km. Weer een bon voor te hard rijden en een stuk verder nog een omdat ik een wielmoer miste. Op verschillende plaatsen biddende, in het wit geklede mensen in de bush, lemen hutten met strodaken, koeien voor de ploeg, ezeltjes voor de kar.
Aankomst in The Farmhouse, en ik vermoedde het al, maar hier zijn we 12 jaar geleden ook al eens geweest. Vanuit Mozambique toen en behalve de prijs is er weinig veranderd.
 
27 December hebben we in de Matopos doorgebracht, absoluut het mooiste park van de wereld, een magisch landschap, bewoond door draken, eenhoorns, reuzen, kabouters, elven en feeën, al zijn we die die dag niet tegengekomen. Het moet gemaakt zijn door een reus die met zijn blokkendoos heeft zitten spelen en overal rotsen op elkaar heeft gestapeld. Sommige stapels lijken elk moment in elkaar te kunnen vallen, maar ze staan zo al duizenden jaren dus het zal wel meevallen. Interessant zijn ook de tekeningen van jachttaferelen die je hier en daar in grotten kunt zien, duizenden jaren geleden gemaakt door de bosjesmannen die toen in dit gebied woonden.

Midden in het park ligt het graf van Cecil Rhodes naar wie Rhodesië genoemd was. Het ligt boven op een granietheuvel, omringd door granieten knikkers van zo’n 200T/stuk schat ik. Daar scheen de zon even en kon ik mooie foto’s maken met een blauwe achtergrond, maar de rest van de dag was bewolkt. Doodzonde want daardoor zijn de meeste foto`s tamelijk vlak en kleurloos.
  
Geluncht in The Matopos Hill Lodge die Garry ons aanbevolen had. Schitterende lodge inderdaad maar de kok moet nog wat bijlessen hebben want hij serveerde verreweg de slechtste lunch van de hele vakantie: gebraden schoenzool en spaghetti met smeerolie. Toch nog 10 dollar/persoon.
 
28 december: 500 km terug naar Harare. Bij Gweru, na 200 km, ligt het Antelope Park en daar zijn we even gestopt om te lunchen en om een ritje te maken op een olifant. Een brede rug hebben die beesten en je benen moeten ver uit elkaar. Ik vroeg een vrouw waarom ze niet meeging, maar ze had het al eens gedaan, zei ze, en had daarna een week pijn in haar kruis gehad. Ze zal toch niet met die olifant .........? Nee, dat is onmogelijk.
 
Een paradijsje is het, het Antelope park, gelegen aan een meer en je kunt er allerlei spannende dingen doen: wandelen met leeuwen bijvoorbeeld, maar daar hadden we helaas geen tijd meer voor.
 
En de 29ste weer terug naar huis met Kenya Airways. Verwarring in het vliegtuig: onze stoelen waren twee keer verkocht en het vliegtuig zat tot de nok vol. Mijn plaats was bezet door een leuke meid en ik bood vrijwillig aan om bij haar op schoot te komen zitten. Zij wilde wel, geloof ik, maar de steward vond dat geen goed idee en in plaats daarvan gaf hij ons de laatste 3 lege plaatsen in de business class.
Op de kaart is het maar een stukje naar Nairobi, maar als je met een vaart van 1000km/u uur na uur savanne onder je kont door ziet glijden dan realiseer je je weer eens hoe groot en hoe leeg Afrika is.
 
We kwamen precies op tijd in Entebbe aan en braken daar een wereldrecord vermoed ik: als eersten bij de Immigration balie, daar binnen een halve minuut doorheen, doorlopen naar de bagageband en daar kwamen onze koffers al aanrollen!!! Vijf minuten na de landing stonden we buiten!!!
Daar stond Peter, onze taxi chauffeur, ons al op te wachten om samen met ons in de file aan te schuiven en ons een uur later thuis af te leveren. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten